Bij mijn geboorte op 25 juli 1938 waren er al problemen met de inschrijving van mijn namen. Volgens de gemeente Terheijden mocht ik niet dezelfde namen hebben als mijn broertje die op maandag 20 september 1937 in de Vaartkantse vliet was verdronken. Dit gebeurde twee dagen voor hij twee jaar zou worden. Zijn namen waren Adrianus Hendrikus, vernoemd naar mijn opa Adrianus Hendrikus de Jong. Mijn namen werden Andreas Henricus. Maar bij het doopsel mochten wel de namen Adrianus Hendrikus gebruikt worden. Dit heeft meerdere keren voor verwarring gezorgd. Enkele maanden na mijn geboorte waren er problemen bij het consultatiebureau. Ik was ziek maar dokter Wiegman gaf mijn moeder te verstaan dat het consultatiebureau niet voor zieke kinderen was. Hierop antwoorde mijn moeder dat ze niet van plan was om mee te doen aan een babyshow. Zij is daarna nooit meer met mij en de andere kinderen naar dat bureau geweest.
Vaartkantse vliet fotoclub Dinasa Wagenberg.
In de zomer van 1943 kwam ook ik in de Vaartkantse vliet terecht. Ik was met het meisje Joke Rasenberg naar haar huis geweest in de Wagenstraat. Hierna gingen we naar mijn huis, onderweg gingen wij bloemen plukken voor mijn moeder aan de kant van de Vaartkantse vliet. Ik viel in het water. Gelukkig is Joke naar ons huis gerend. Vader heeft mij uit het water gehaald en kunstmatige ademhaling toegepast. Joke is toen naar haar eigen huis gelopen, want zij hadden telefoon, en haar ouders hebben dokter Wiegman in Terheijden gebeld. Deze is toen met de motorfiets langs de vliet naar ons huis gekomen. Dokter Wiegman nam de behandeling over en toen ik mijn ogen open deed zag ik dokter Wiegman staan. Moeder had eerst gemopperd op Joke omdat ze mij alleen had gelaten, later kwam ze daar op terug en kocht een grote reep chocola voor haar als dank voor haar goede handelen. Ik kreeg niks want ik was stout geweest. De angst voor water is nooit meer weggegaan ondanks het zwemdiploma wat ik later wel haalde.
In het najaar van 1944 ben ik achterop de fiets met mijn vader naar zijn moeder in Zevenbergse Hoek geweest. Bij het terug gaan waren we op de Noord ( nu Moerdijkseweg ) toen een Brits vliegtuig de trein van Lage Zwaluwe naar Hoge Zwaluwe in brand heeft geschoten.
De lege hulzen vlogen ons om de oren, wij zijn toen in de door de Duitsers gegraven schuttersputjes gaan schuilen en ik heb toen gauw verschillende lege hulzen opgeraapt. In oktober 1944 was ik met enkele vrienden in de Wagenstraat nr 55 aan het spelen bij de boerderij van Jan van Vugt (nu Herman Daniels) toen wij een verkenningsvliegtuig zagen vliegen. Een Duitse soldaat wilde naar dat vliegtuig schieten maar gelukkig werd dit door een hoger geplaatste verboden. De piloot had wellicht terug geschoten en dan zou het met ons niet goed aflopen. Begin november zaten er een paar Italiaanse deserteurs bij ons thuis ondergedoken. Duitse soldaten waren naar ons thuis gekomen en wij werden onder bedreiging van een geweer tegen de muur gezet. Een Wagenbergse NSB-er die ook aanwezig was zei tegen de soldaten "je gaat toch niet bij Janus de Duitser zoeken?". Dat was de bijnaam van mijn opa die een jaar of veertien in Duitsland had gewoond. De Duitsers zijn toen vertrokken.
In de zomer van 1945 ben ik samen met mijn vader naar de familie van mijn moeder in Zuid Limburg geweest, daar woonde haar vijf broers met hun vrouw en kinderen. Wij logeerde bij oom Janus in Heerlenheide. Ik mocht daar spelen met een trein die je op moest draaien met een veer. Met Sinterklaas kreeg ik dezelfde trein, jaren later werd mij verteld dat het de trein van ome Janus was waar ik toen mee had gespeeld. Na de bevrijding waren er speelgoedgeweren gemaakt met stalen buisjes als geweerloop, zodat we met lege hulzen konden gooien. In onze tijd op de lagere school waren wij volgens meester Mouwen een oorlogsklas die alleen geschikt was om bij de boer te gaan werken. In klas zes zat er een boerenzoon, Piet Rasenberg uit de Hoevenseweg, die opgeleid moest worden om naar de landbouwschool te gaan. Samen met de boerenzoon, Quirein Diepstraten, Antoon Jacobs mocht ik bijlessen volgen om toelatingsexamen te kunnen doen. Na het toelatingsexamen bij de St Silvester Ulo heb ik op deze school Mulo A en B en Middenstandsdiploma gehaald. Na de watersnoodramp op 1 februari 1953 ben ik samen met Toon naar Breda geëvacueerd. Tijdens mijn studie in Breda heb ik met school op de fiets twee reizen naar Duitsland gemaakt. Een reis naar Dineggen Eifelgebergte en een reis naar Koblenz door het Eifelgebergte en terug langs de Rijn.
Om deze reizen te kunnen maken heb ik in de zomermaanden bij Zwanenburg in Made in ploegendienst gewerkt. Na de Mulo ben ik naar de leergangen weg- en waterbouwkunde in Tilburg gegaan. Helaas kreeg ik last van astma en ben opgenomen geweest. Omdat mijn studie was onderbroken ben ik daarna in militaire dienst gegaan.
Ad Kokke tijdens diensttijd.
Daar ben ik opgeleid als specialist bevoorrading.
Na mijn diensttijd wilde ik weer weg- en waterbouwkunde gaan studeren, dat was mogelijk in de avonduren. Ik zou in Deventer gaan werken en in de kost gaan, maar het werk was volontair, ik kon geen kostgeld betalen dus dat ging niet door. In april 1958, na mijn diensttijd, ben ik bij accountskantoor van C Verhoef te Moerdijk gaan werken. Deze werkzaamheden vond ik zo leuk dat ik in Tilburg boekhouden ben gaan studeren. Dat was Praktijk Diploma Boekhouden SPD 1 en 2. Mijn werk bestond uit het verzorgen van belasting aangiften. Na mijn vertrek bij dit kantoor werd ik door wel twintig mensen benaderd om toch hun aangifte te verzorgen, dit heb ik gedaan. In de vakantie maakte ik reizen.
Zoals een reis naar Italië met Giel van Dorst, Jan van Gils en Jan Bogaerts.
Op 5 augustus 1959 hebben Piet Hessels en ik een fietstocht op plan gezet naar het begin van de Rijn bij Graubunden in Zwitserland. Het was de bedoeling de eerste dag tot Monschau in Duitsland te fietsen. Maar helaas zijn wij via Hasselt ( België ) in de omgeving van Wassage ( België ) terecht gekomen en hebben bij de boer ons tentje opgezet. De volgende dag hebben wij het oorlogskerkhof Henri Chapelle nog bezocht.
Via Eupen, België, zijn we doorgereisd naar Monschau en verder door het Eifelgebergte. Na enkele dagen door de Hunsruck naar Zweibrucken en via Pfalzerwald naar Karlsruhe. Op 9 augustus zijn wij vanuit Karlsruhe Beieren ingegaan en we zijn tot Titisee-Neustadt gekomen. Vanwege tijdgebrek hebben wij de oorsprong van de Rijn niet bereikt en zijn langs de Rijn terug richting Nederland gegaan. We zijn nog enkele dagen in Heidelberg aan de Nectar geweest, hebben een museum bezocht en Piet Hessels stond voor het grootste biervat van Europa.
Verder zijn wij nog enkele dagen in Ahrweiler geweest, dit was 13 en 14 augustus 1959. Op 16 augustus zijn wij via Roermond terug gereisd. In Oirschot kwamen Antoon Hessels, broer van Piet, en Sjel Welten ons tegemoet en wij zijn met z'n vieren naar Wagenberg gegaan.
Links Ad Kokke, rechts Piet Hessels.
Ik heb nog bij verschillende bedrijven gewerkt zoals Curver in Rijen tot mei 1962. Intussen heb ik nog gesolliciteerd bij de B.P.M in Vlaardingen bij de interne accountantsdienst. Ik was aangenomen en ik had een kosthuis in de Witte de Withstraat in Rotterdam. Tot mijn grote schrik werd ik geplaatst bij de olieadministratie. Derhalve heb ik de functie niet aangenomen vanwege mijn hoogtevrees want er was veel klimwerk aan de functie verbonden vanwege de olieopslagruimte. Intussen had ik verkering gekregen met mijn huidige echtgenote Susanna Petronella van Leent.
In februari 1963 ben ik nog zes weken op herhaling geweest bij de mobiele colonnes in verband met een mogelijke atoomaanval. Mijn functie was nu op het postkantoor waar ik de brieven moest sorteren op belangrijkheid. Na nog verschillende banen ben ik uiteindelijk in 1973 bij de B.S.W. in Breda gaan werken en daar ben ik gebleven tot mijn pensioen in juli 1999.
Een van mijn hobby's was wandelen, daar zijn heel wat uurtjes ingekropen.
Ook heb ik vrijwilligerswerk gedaan bij voetbalclub Wagenberg, VCW. Ik was vanaf 1961 secretaris van de club tot en met juni 1967. Op 24 oktober 1963 is de supportersclub VCW opgericht. Ik werd gelijk benoemt tot secretaris. Door de supportersclub werden verschillende activiteiten georganiseerd o.a. ieder jaar een gezellige avond voor de supporters, alles was gratis. Door de supportersclub werd er bij iedere thuiswedstrijd 1 leren bal beschikbaar gesteld en na de wedstrijd verloot. De loten werden door de jeugd van VCW verkocht en deze jeugd mochten met de uitwedstrijd gratis mee met de supporters bus. Na de wedstrijd kregen zij ook nog een zak friet van de club. De hoogste opbrengst op een zondag was 2000 gulden.
Ik heb mij met veel verschillende activiteiten bezig gehouden: enkele jaren district leider van de Kajotters ( de arbeidersjeugd), bij de gym- en turnvereniging van de Zwaluwen uit Hooge Zwaluwen. Daarna ben ik ruim 25 jaar penningmeester geweest bij Heemkundekring de Vlasselt. En nog steeds diverse collectes langs de huizen en in de kerk.
Verder hebben wij vele reizen gemaakt zoals naar Israël, Egypte, Syrië, Jordanië, Turkije, Rusland, Zuid Afrika, Java, Bali en Italië.
Dit is mijn verhaal.
Ad Kokke.
Als dank voor al het werk dat Ad verzet heeft voor Heemkundekring de Vlasselt is hij benoemd tot erelid.