Dit is het verhaal van Ria Marijnissen Jacobs, geboren 18-8-1937 te Wagenberg.

Ik ben de oudste en enigste dochter van het gezin, met nog drie broers. Mijn vader was bouwvakker, mijn moeder huisvrouw. Mijn ouders zijn vaak verhuisd, eerst woonden wij  in de Parallelweg, vervolgens de Dorpsstraat, daarna de Wagenstraat, en uiteindelijk hebben mijn ouders een huis gebouwd in de Van Schendelstraat, waar nu een kleinzoon woont. 

Een van de eerste baby foto's samen met mijn ouders.

Er wordt vaak gezegd "vroeger was alles anders" en als je dit leest, lijkt dat ook zo.

In die tijd was het heel normaal dat er op de lagere school na schooltijd gewerkt moest worden, dit was voor mij en mijn oudste broer en een heleboel andere kinderen ook zo. Ik was heel jong toen ik voederpeeën moest verplanten, die stonden te dicht op elkaar en werden door ons uit elkaar getrokken. Dit was zwaar werk, vooral om alles op je knieën te doen. Thuis werden er van oude dikke lappen kniebeschermers gemaakt. Het werk deed je gewoon, dacht er niet over na en je ging sowieso niet tegen je ouders in! Met z'n allen was dit nog gezellig ook. De verdienste weet ik niet meer, ik denk heel weinig.

Ik mocht wel gaan spelen, maar dan moest het breiwerk mee, zodat er ook nog iets nuttigs gedaan werd. In de laatste klas van de lagere school waren we maar met acht meisjes. De jongens zaten apart. We kregen ook godsdienst onderwijs, ik weet nog dat er een pastoor kwam die een hele dikke buik had, waarmee hij tegen onze tafels aan stond, door zijn bewegingen liepen de inktpotten over. Al die inkt op de tafels en wie moest dit afdoen...? Ook hadden we juf Mina, die als er iets niet goed ging, heel hard aan je oren trok!

Kookles op de lagere school.

Na de lagere school moest ik een vak gaan leren om te kunnen gaan werken, dat was gewoon zo, de jongens mochten doorleren. Ik ging naar de naaischool bij de nonnen op Stuivezand in Made. Daar leerde ik verstellen, patroontekenen en naaien. Ik heb veel voor mezelf gemaakt. De nonnen hadden een spreuk bij een strik aan je blouse naaien: "hoe groter de strik, hoe rijker het voelt". Daar begreep ik niets van, want we waren en werden niet rijk

Na drie jaar was ik klaar bij de naaischool en ging ik uit werken bij een zoon van de leerlooierij van Rompa in Terheijden. Ik moest in dit gezin alles doen, zo jong als ik was, twee kinderen aankleden en eten geven en heel het huishouden.

 Werkdagen van zeven uur 's morgens tot zes uur 's avonds , ook op zaterdag, zondags tot twee uur. De verdienste waren zevenguldenvijftig per week. Ik had een week vakantie, dan wilde de mevrouw dat ik een pyjama maakte, ik moest toch iets te doen hebben. Ik durfde niets te zeggen en deed het gewoon. Voor mij was het geen leuk werk, ik heb het nog geen jaar volgehouden. Omdat ik geen ontslag durfde te vragen heeft mijn moeder dit voor mij gedaan.

Daarna kreeg ik gelijk werk bij atelier van Langen in Made, waar nu de AH is. Er werden overhemden, broeken en andere kleding gemaakt. Ik moest revers snijden, strijken en kleding maken. Hier was het leuk, er waren veel jonge meisjes.

De meisjes van het naaiatelier.

Werktijden en verdiensten waren ook beter, van acht uur tot half zes, op zaterdag van half acht tot half twaalf, de zondag waren we vrij. We verdienden acht gulden per week. Alleen als je teveel praatte tijdens het werk dan moest je vijfentwintig cent boette betalen, dit kon oplopen tot vijftig cent. Een cola in de pauze kostte zestien cent.

Mijn man Leen Marijnissen heb ik in het café van Dré de Kaaij ontmoet, tijdens de kermis , dacht ik, maar ik weet het niet zeker. Hij kwam van de Watertorenstraat in Hooge Zwaluwe.

 

Onze trouwfoto.

Wij zijn na acht jaar verkering getrouwd. Gelijk daarna ben ik gestopt met werken, dat was vroeger gewoon zo. We gingen in de Wagenstraat wonen. Negen maanden later lag er een zoon in de wieg, er volgden nog vier meisjes.

Tijdens het huwelijk deed ik nog naaiwerk voor anderen, kleding wassen voor het eigen gezin en nog andere familieleden, totaal voor twaalf man wasgoed. Ik hielp mijn man met de boekhouding, hij had een rijschool. Ook deed ik diverse schoonmaakwerkzaamheden. Ook met een groot gezin had ik nog tijd voor vrijwilligerswerk, ik hielp bij SKW, sociaal kultureel werk, waarbij de disco voor de jeugd op zondagavond populair was.

Met tien kleinkinderen was er altijd wat te doen. Later ben ik op toneel gegaan, gestopt en opnieuw begonnen. Ik heb dit vijfentwintig jaar gedaan. Verder hielp ik bij de avondvierdaagse, deed tien jaar vrijwilligerswerk bij de Zonnebloem en ik heb Franse les gevolgd.

Met ons gezin gingen we met vakantie. Eerst met toen nog drie kinderen naar Zeeland, we hadden een auto geleend van Piet van Bragt. Daarna met een kind naar Frankrijk met de caravan. Voorts samen met anderen nog vaak op vakantie geweest, zowel in Nederland als in het buitenland. Nu doe ik nog veel vrijwilligerswerk in het Cultureel Centrum. Ik ben bij de beheergroep, ik regel de administratie voor het eetpunt, heb een breiclub opgezet en ik ben bij de kaartclub en gymles.

Helaas hebben we ook een verdrietige tijding gehad, onze jongste dochter is in coronatijd veel te jong overleden. Dit was een hele moeilijke tijd, elke dag is ze nog in mijn herinnering. Heel apart dat er sindsdien een koolmees elke avond aan komt vliegen in zijn huisje aan de schuur. Hij is nu na drie jaar voor het eerst aan het nestelen, heel bijzonder.

Qua gezondheid gaat het met het bewegen moeilijker, dit veroorzaakt vooral rijgpijn. Lopen lukt kleine stukjes met hulp van een rollator. Samen met mijn man doe ik het huishouden en we krijgen een keer per week hulp.

Ik heb veel hobby's waaronder kaartspellen zoals duizenden, Amerikaans jokeren en rikken. Ook vind ik computerspelletjes, breien, diamond painting, tv kijken en lezen leuk.

Wij zijn blij met ons nieuw levensbestendig huis vlakbij Plexat. We wonen er alweer acht jaar met veel plezier en hopen het nog een tijdje vol te houden.