Jan-Willem Besuijen is als vrijwilliger actief in het Zeeuws Archief te Middelburg, en doet onderzoek naar het archief van de Admiraliteit van Zeeland. Bij zijn onderzoek stuitte hij op een brief geschreven uit naam van de kerkelijke (nederduits-gereformeerde) gemeente Terheijden. In die brief werd een verzoek gedaan door Johan de Meert aan de Admiraliteit om een som geld, om het toen verwoeste en verweerde kerkgebouw wederom te kunnen opbouwen. De brief stamt uit 1616, en betreft een verzoek om een som geld van "vijf ponden Vlaems" om het kerkgebouw weer te kunnen opbouwen. Het was dus met andere woorden een "bedelbrief". Jan-Willem heeft zijn vondst met ons gedeeld.
Hieronder een transcriptie van de brief.
[Bron: Zeeuws Archief, archief Rekenkamer C, Toegang 508, Inv. nr. 6494]
"Aen de Edele, Wijse seer Voorsienige Heeren, Mijne Heeren die van de Admeraliteijt, residerende binnen der stadt Middelburch in Zeelandt.
Geeft oodtmoedelijck1 te kennen Johan de Meert, in den name van den kerckenraedt ende gantsche gemeijnte der gereformeerde religie des dorps van Terheijden in den Lande van Breda, hoe- dat de kercke ter selver plaetse (midts2 de geledene oorloge) soo heel ende t’eenemael is gedestrueert ende vervallen dat deselve kerckenraedt ende gemeijnte genoodtsaeckt ende genouchsaem gedrongen sijn geweest tot voortplantinge van Godes Woordt te bouwen een nijeuwe kercke, soo ten opsiene van de gelegentheijt3 van de plaetse, den grooten ende goeden ijver van de persoonen, thoehoorders ende andere daer sijnde ende merckelijck werdende verweckt4 als omme te doen affnemen
de groffve superstitiën der pauselijcke leere ende affgoden- dienst die daer mede in ’t open[b]aer werdt gedaen, doch alsoo tot opbouwen derselver merckelijcke sommen van penningen van noode sijn geweest ende noch sijn ende dat de voornoemde
gemeijnte sijn onvermogen, dat onmogelijck is de tachterheijt5 veroorsaeckt door ’t bouwen van de voorseijde kercke6 te betalen, maer daerthoe hulpe ende assistentie grootelijckx van noode hebben van andere steden, plaetsen ende gemeijnten. Soo bidt hij suppliant7 in den name als vooren seer gedienstelijcken dat Uwe Edele geliefte sij volgens ’t versouck van Sijne Princelijcke Excellentie hier annex8 den suppliant ten proffijte ende hulpe van de voorseijde kercke mildelijcken toe te leggen sulcken somme van penningen als Uwe Edele (in aensiene van ’t voorseijde goet warck) sullen gelieven. D’welck doende, etc.
J. de Meert
1616
1 met eerbied.
2 vanwege.
3 gesteldheid.
4 het opwekken van het gereformeerde geloof.
5 schulden, achterstallige betalingen.
6 dit betreft de nieuw gebouwde kerk. Die is al afgebouwd, maar door de kosten die ze gemaakt hebben, is de gemeente nauwelijks in staat normaal te functioneren, laat staan de paapse superstitiën te bestrijden.
7 degene die het verzoek doet.
8 vermoedelijk had Terheijden de stadhouder (Maurits van Nassau) aangeschreven, van wie ze een ‘recommandatie’ (aanbevelingsbrief) kregen om te gaan bedelen bij stadsbesturen en andere overheidsinstelligen. Een afschrift hiervan zal met het verzoekschrift aan Zeeland zijn meegestuurd, zeg maar als pressiemiddel. Ik heb dat stuk in het archief echter niet aangetroffen. Het verzoekschrift bevat (onderaan de bladzijde) een ontvangstbewijs, dát is de reden dat dit stuk bewaard is door de rekenkamer. Het annex gaande briefje van de stadhouder is vrijwel direct bij het oud papier beland vrees ik.
