Antoni Badura werd geboren op 10 juni 1919 in een klein Pools dorp, Wyry, gelegen in Silezië, een gebied vlakbij de Duitse grens. Het huis lag tegenover een groot bos. In dit gebied werd veel landbouw beoefend en er waren veel kolenmijnen. Antoni groeide op in een gezin met zes kinderen. Vier jongens en twee meisjes.

Het gezin Badura.

Voordat in 1939 de Duitsers Polen binnenvielen, volgde Antoni een opleiding tot kleermaker. Na de Duitse inval verklaarden de Duitsers dat de inwoners van Silezië voorheen Duitser waren (tot 1919 behoorde dit gebied bij het Duitse rijk) en dus dienstplichtig waren in het Duitse leger. Antoni kreeg een oproep om zich te melden bij een kazerne. Even heeft hij overwogen om te vluchten. Toen hij daarover sprak met de burgemeester van het dorp, raadde die hem dat ten stelligste af. "Je wordt binnen een dag of twee opgepakt". Twee neven die wel op de vlucht sloegen werden opgepakt en zijn later omgekomen in Auschwitz. Antoni besloot dat vluchten geen zin had, nam afscheid van zijn vriendin en heeft zich daarna bij de Duitsers gemeld.

Antoni vertrekt vanuit zijn huis in Wyry in 1940 naar de Duitse kazerne.

Vervolgens is Antoni als kwartiermaker in Duitse dienst naar Rusland gestuurd en daar is hij als een van de weinigen tot vlakbij Moskou gekomen (december 1941). Als kwartiermaker zocht hij slaapplekken bij de Russen, die doodbang waren voor de Duitsers. "Ik ben geen Duitser, ik ben Pool, jullie hoeven niet bang voor mij te zijn". Het eten dat Antoni kreeg van zijn legeronderdeel deelde hij met deze mensen. Een oude vrouw was hem dankbaar en zei tegen hem: "Jij zult de oorlog overleven".

Tijdens zijn verblijf in Rusland is Antoni gewond geraakt aan zijn been, waarschijnlijk door een Russische Stalinorgel. De arts die hem behandelde wilde hem niet opereren omdat de kans aanwezig was dat hij zijn been zou verliezen. Het been is ondanks de ijzeren metaalsplinters die zijn achtergebleven redelijk genezen. In diezelfde tijd waren de Duitsers bezig zich terug te trekken uit Rusland. Antoni maakte handig gebruik van zijn verwondingen. Door mank te lopen wist hij een plaats te bemachtigen in een of ander vervoermiddel zodat hij de terugtocht niet te voet hoefde af te leggen.

Eenmaal terug in Polen werd hij gesommeerd zich weer te melden om vervolgens in Duitse dienst te gaan vechten in Frankrijk. Na de invasie van de Eerste Poolse Pantserdivisie onder leiding van generaal Maczek, die de Amerikanen, Britten en Canadezen volgden in Noord-Frankrijk, is het Antoni gelukt om te deserteren en heeft hij zich aangesloten bij de Polen. Het scheelde niet veel of de Franse partizanen hadden hem gedood, aangezien hij een Duits uniform droeg. Deze soldaten, die eerst onder dwang voor de Duitsers hadden gevochten, waren zeer welkom, zij kenden immers de tactieken van de Duitsers en werden nu in de voorhoede ingezet tegen het Duitse leger. Vanaf dat moment (begin september 1944) is Antoni in dienst van de Eerste Poolse Pantserdivisie begonnen aan de opmars richting België, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Nederland totdat hij Breda bereikte. Via een omtrekkende beweging langs de Doctor Batenburglaan, Mastbosstraat en Doctor Struyckenstraat zijn de Polen 's nachts Breda binnengetrokken. Na de bevrijding van Breda en omgeving is hij drie maanden ingekwartierd geweest bij de familie Maas aan de Mastbosstraat. Dit was vlakbij bakker Van den Brandt, waar hij een keer taart (torte) wilde kopen. Zeer waarschijnlijk heeft hij dit verkeerd uitgesproken (tochter) want bakker Van den Brandt gaf hem te kennen dat zij dochter, Elisa, niet te koop was. Op een gegeven moment zullen die twee met elkaar in contact zijn gekomen, ze zagen elkaar graag en werden verliefd. Toen de soldaten verder trokken richting Noord- Oost Nederland, zei de moeder van Elisa tegen haar dat ze een foto van zichzelf mee moest geven, want misschien zou Antoni sneuvelen.

Antoni en Elisa.

De Heuvel Breda, voordat ze verder trokken.

Vanuit Breda trok de Eerste Poolse Pantserdivisie verder richting Moerdijk en het Capelse Veer waar ze de Duitsers tegen moesten houden die de havens van Antwerpen weer in hun bezit wilden krijgen. Hier zijn grote verliezen geleden. De Poolse generaal Stanislaw Sosabowski was in die tijd met zijn Poolse Eerste Onafhankelijke Parachutistenbrigade geland bij Nijmegen en de eenheid van generaal Maczek wilde daar naar toe doorstoten. Tot grote woede van de Polen werd dit verboden door het geallieerde opperbevel. De Amerikanen schoten vanaf grote afstand op Nijmegen, terwijl de Polen wilden doorstoten om hun landgenoten te helpen. Daarbij kwam dat de Engelsen hun opmars in Eindhoven staakten, waardoor er geen aansluiting bij Nijmegen kwam en de hele operatie Market Garden op een mislukking uitliep. Hoewel Sosabowski had gewaarschuwd dat de operatie tot mislukken gedoemd was, kreeg hij de schuld hiervan in de schoenen geschoven. De Polen van Maczek waren hier zeer ontstemd over.

Antoni is met zijn eenheid via Drenthe en Groningen doorgestoten naar Wilhelmshaven in Duitsland, waar de veldtocht van de Polen begin mei 1945 ten einde kwam. Vanaf de landing in Normandië tot aan Duitsland bleven Poolse soldaten, die gedwongen waren in Duitse dienst te vechten, zich aansluiten bij de Eerste Poolse Pantserdivisie. Nadat de vrede was getekend, was er wederom grote woede onder de Polen, aangezien Oost-Polen ingelijfd was bij de Sovjet-Unie. Tijdens de conferentie van Jalta in 1945 werd besloten dit gebied af te staan aan de Sovjet-Unie, en werden de grenzen van Polen naar het westen opgeschoven.

Nieuwe grenzen van Polen na 1945 vastgesteld tijdens de Conferentie van Jalta.

Van de leuze "voor uw en onze vrijheid" die de Eerste Poolse pantserdivisie voerde, is alleen het eerste deel waarheid geworden, het tweede deel kon tot grote frustratie van de Polen niet worden gerealiseerd. Hun land was bezet door communistisch Rusland, dat de geallieerden na de oorlog als vijand beschouwden en velen besloten daarom niet terug te keren. Zo besloot Antoni terug te keren naar Breda.

Elisa en Antoni zijn Breda getrouwd en betrokken een woning aan de Doctor Batenburglaan, daar waar Antoni tijdens de bevrijding Breda binnentrok. Zij kregen drie kinderen, twee jongens en een meisje. Later zijn ze verhuisd naar een woning naast het huis van de ouders van Elisa. De eerste tijd heeft Antoni gewerkt als kleermaker bij C&A, later is hij met hulp van de familie een eigen bedrijf begonnen. Hij werd een succesvolle kleermaker, die onder andere pakken heeft gemaakt voor toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Mr. Toxopeus en Pierre Kartner, beter bekend als Vader Abraham.

Antoni aan het werk.

Naast zijn werk was Antoni vaandeldrager in Breda.

Vaandel van de Polen in Breda.

Veel Polen die in Breda en omstreken woonachtig waren, werkten in de middenstand. Zo waren er fietsenmakers, kappers, kleermakers en caféhouders.

Oud-strijders Poolse huisvlijt.

Pas in 1958, na de naturalisatie, is Antoni naar Polen teruggekeerd om zijn familie te bezoeken. Eerder durfde hij dat niet want Polen die in geallieerde dienst hadden gewerkt werden gezien als landverraders. Bij een bezoek aan een oude strijdmakker in Polen, die wel was teruggekeerd naar zijn vaderland, vernam hij dat die zich behandeld voelde als een tweederangs burger. Na de oorlog werden er pakketjes opgestuurd naar Polen, want de Poolse inwoners hadden niet veel. Na 1958 gingen Antoni en Elisa elk jaar enkele weken naar Polen om de familie te bezoeken.

Antoni overleed op 10 november 1978.

 

Dit is het verhaal van Antoni Badura, Poolse bevrijder, verteld door zijn zoon Andrzej en zijn kleinzoon Tadek Badura.